Hoe word je 103 jaar?
Renier ‘Neer’ Mussen


   Deze week bracht bestuurslid Ronny Witting een bezoek aan Renier ‘Neer’ Mussen. Neer is de oudste inwoner van Neeroeteren. Op 18 februari 2017 werd hij 103 jaar. Hij verkeert nog steeds in een goede gezondheid en zijn geheugen heeft hem nog niet in de steek gelaten. Dus tijd om een gesprek met Neer te hebben over zijn levensloop. 
Woensdag 5 april 2017

Met enig gevoel van schaamte begaf ik me naar Neer Mussen. Schaamte? Neer is onze oudste dorpsgenoot. Welgeteld 103 lentes mocht Neer al beleven. En wij leden van de Heemkundige Kring Neeroeteren hebben tot op heden nog nooit de tijd genomen om ‘Neer de Més’ eens te gaan bezoeken. 
     Bij Neer aangekomen, was zijn zoon Jos doende met het gras te maaien. Me maar eerst even voorstellen en uitleggen wat mijn bedoeling was. Dat zal pa fijn vinden, zei Jos! Kom, we zullen eens binnen gaan. In de gezellige achterkeuken zat, achter de keukentafel met de krant voor zich, onze kwieke 103-jarige mijnheer Mussen. “Men moet wat harder praten,” zei Jos, “pa hoort niet meer zo goed”. In enkele woordjes vertelde Jos wie ik ben en wat mijn bedoeling was. De zoon ging verder gras maaien en zo begon ik voor het eerst in mijn leven aan een interview met iemand die nog de twee wereldoorlogen had mee- gemaakt.

Aan tafel bij Neer
     De klassieke openingsvraag is: “Neer wat is uw juiste naam en wanneer en waar werd U geboren”. Met een vlotte heldere stem antwoordde mijn gastheer: “Renier Mussen, geboren 18 februari 1914 te Neeroeteren”. Ik moest even slikken en vol verbazing kijken naar Neer. “Jullie zullen wel denken 103 jaar, waat ein oud menneke moot det waal neet zeen”? Nee, Neer had niet de oude looks van een man zoals wij ons dat voorstellen. Hij ziet er voor zijn leeftijd nog heel modern uit, een mooie blauwe sweater met v -hals en wit hemd eronder aan. Mooi rechtzittend op de keukenstoel.

Herman Mussen

Neer: “Mijn ouders waren Hermanus Mussen en Liesbeth Daemen. Mijn ouderhuis lag langs de Maaseikerlaan. Mijn ouders waren brave hardwerkende boerenmensen. We waren thuis met vijf kinderen, vier jongens en een meisje. Ik was de 4de in rij thuis. 
In 1946 trad ik in het huwelijk met Maria Wijnen op tweeëndertigjarige leeftijd. We kregen één zoon, Jos Mussen, geboren in het jaar 1951. Mijn lieve vrouw is gestorven in 1993 op negenzeventigjarige leeftijd.” 

R: Neer is geboren enkele maanden voor het uitbreken van wereldoorlog I. Mijn vraag: “Herinnert U zich nog iets van deze periode?”
Neer: “Wel Ronny, het is raar maar één ding is mij steeds bijgebleven. Op een zekere dag kwam er een Duitse soldaat bij ons thuis binnen. Het was tijdens de aftocht van de Duitser in 1918. Een grote dikke Duits met grijs kostuum en pinhelm op. Ik mocht bij hem op de schoot zitten en kreeg ‘nik nekskes’ van hem. Hij had een zoon van 18 jaar, maar had deze niet meer gezien sinds het uitbreken van de oorlog. In 1916 is ons huis in een brand opgegaan. De stoomtram sjokte vlak voor onze deur door. Normaal was er over de schoorsteen een net. Dit zorgde ervoor dat de vonkenregen niet in de lucht geblazen werd. Op deze dag zat er geen net over de schoorsteen en zo moet het dan gebeurd zijn dat de vonkenregen op ons dak is gekomen en vuur vatte. Het was rond het middaguur tegen een uur Herman Mussen of één. Vader lag in zijne ‘injere’ en mijn zus was buiten aan het spelen. Op gegeven moment zag ze dat de balk boven de deur in brand stond. Zij heeft zich toen zo een schrik gepakt dat ze er een vallende ziekte aan over heeft gehouden. We verbleven met ons gezin enkele weken in de varkensstal naast ‘het bakkes’ waar nu kunstenaar Winkels woont. Dit was niet te doen met vijf kleine kinderen. Vader was goed bevriend met Jonkergouw uit Maaseik. Jonkergouw heeft het toen geregeld dat Thieuke Dalemans diezelfde week ons huisje terug heeft opgemetseld.” 

R: “Waar bent U naar school gegaan?”
Neer: “Ik heb schoolgelopen in Neeroeteren tot mijn veertiende levensjaar. Dit was nog in de oude school achter het gemeentehuis. Mijnheer Kortleven uit Uikhoven was mijn leraar. Hij woonde tegenover Jaak Cuppens (Oud Oeteren), daar was vroeger een slachterij. Daar was meester Kortleven in de kost. De school begon om 8u45 met het eerste uur onmiddellijk catechismus. Jullie denken nu zeker dit valt nog mee 8u45. Wel, we moesten iedere dag eerst naar de H.mis alvorens naar school te gaan. Na de catechismus volgde een kwartiertje speeltijd. Daarna kregen we rekenen, schrijven en geschiedenis. Maar ook gewijde geschiedenis, ze dachten zeker dat we allemaal pastoor gingen worden 😊!!!

We kregen drie halve dagen per maand vrij om thuis te helpen op de boerderij. Echter, ik ben meer dan eens niet toegekomen met deze drie halve dagen en dan kreeg je een briefje mee naar huis. Vader moest het dan even gaan uitleggen op school. Men vertelde aan vader dat ik zeker moest leren, want ik was een goede leerling. Echter, er was meer dan werk voldoende thuis en gaf vader te kennen dat ik ook hier niet te missen was. Ik ben altijd te voet en op de klompen naar school gegaan. In de winter ook, dan had ik dik gebreide sokken aan in de klompen. Deze strikte moeder zelf. Je kan je voorstellen dat ik dikwijls met ‘seik naate puj’ in de klas ben aangekomen. Maar daar maalde niemand om. Aan de grote ronde houtkachel in het klaslokaal konden we onze voetjes dan opwarmen. Of ik ook lederen schoeisel had, vraag je? Met mijn communie kreeg ik mijn eerste paar lederen schoenen. Deze werden vele maten te groot gekocht, zo groot zelfs dat ik ze nog droeg toen ik getrouwd ben.”

R: “Kunt U zich iets over de tweede wereldoorlog herinneren?” 
Neer: “Bij de ‘Baard van Kéé’ is in de nacht van 12 op 13 juni 1943 een vliegtuig neergestort. Zelf heb ik geprobeerd eens een kijkje te gaan nemen. Er stond een wacht voor de boerderij. Dit waren twee ‘zwarten’ uit Antwerpen herinner ik me nog. Deze mannen hadden zich bij de zwarten aangesloten, daar de stadmensen veel honger leden. Wij konden ons nog zelf van wat groenten ed. voorzien daar we op de boerenbuiten leefden. We mochten niet naar de vlieger gaan kijken, hij lag achter de schuur van de ‘Baard van Kéé’. Later heb ik gehoord dat ze nog een arm zouden gevonden hebben van een van de bemanningsleden. Hierachter in het Wurfeld zaten de Duitser met een grote ‘faar’ waar ze de vliegers mee onderschepten. Als ze deze dan gevangen hadden in hun lichtstraal, kwamen de Duitser met hun vliegtuigen en knalden ze op de Engelse bommenwerpers. Als we dit hoorden gingen we buiten kijken. Ik heb nog gezien hoe zo een vlieger onder schoot genomen werd. Je zag dan even later de piloten van de bommenwerper aan hun parachute uit het vliegtuig springen.
    Zo is er ook een Halifax hierachter in ‘het Waochtere’ gevallen. Dit was in de nacht van 1 op 2 augustus 1942. Eén piloot lag met een gebroken been aan het brugje bij de Bosbeek waar ze hem ook hebben opgepakt. De andere was gevlucht met hulp van een persoon van de witte brigade. Deze piloot zat verstop in een korenveld op ‘en Tès’. Door verraad zijn de Duitser dit te weten gekomen. De Duitsers zijn dan rond het veld gaan staan en vuurden enkele salvo’s over het korenveld af, waarop de piloot van schrik om gedood te worden zich over gaf. Onder begeleiding van twee gewapende Duitsers kwamen ze met deze piloot bij mijn ouders langs de Maaseikerlaan voorbij, om hem naar Maaseik te brengen, waar hij dan werd opgesloten. 
    Op het einde van de oorlog, het was op een zondagavond, kwam er hier een vliegtuig zeer laag over. Achter het kanaal is hierop geschoten. Het was op het laatste van de oorlog, toen ze Duitsland gebombardeerd hebben. Er waren toen een of twee doden gevallen bij de Duitsers aan de schijnwerpers. Iets later zijn de Duitsers hier in Wurfeld vertrokken.

Met paard en kar in 1954

Als boerenmensen hadden we tijdens de oorlog ook een varken. Dit mochten de Duitsers niet weten. Wanneer het varken geslacht werd moest dit in alle stilte gebeuren. Zo herinner ik me dat we het varken eerst een goeie borrel gaven en bruin zeep in de mond staken. Dan zat het varken wat te ‘knauwele’ op die bruin zeep en ‘kweekte’ het niet tijdens het slachten. Normaal hing het varken altijd buiten te drogen. Dit moest nu binnen gebeuren. Vader legde het varken in de ‘gooi plaats’ op de tafel, trok er een wit laken over en zette aan de kop twee brandende kaarsen erbij. Zoals het noodlot wil, kwamen net die avond twee Duitsers thuis controle doen. Zonder vragen stapten ze ons huisje binnen en keken in iedere plaats eens rond. In de ‘gooi kamer’ zagen ze enkel door kaarslicht verlicht iets onder een wit laken liggen. “Was ist hier loss” riep de feldwebel, “das ist grossvater, ehr ist gestern verstorben,” zei vader. “Dan lass ihm nur ruhen” zei de feldwebel en begaf zich terug naar buiten. Het varkensvlees zat verstopt in de kelder. Onder wat rommel stonden enkele houtbakken verstopt, waar het gezouten varkensvlees in lag.
     We hadden ook wat ‘koore’. Geregeld gingen we dan stiekem ‘s nachts met de fiets enkele zakken naar de Langerenmolen in de Schootsheide brengen. Deze molenaar maalde ‘s nachts in het geheim. Ook dit was verboden door de Duisters.”  
R: “Wat was uw eerste vervoermiddel?”
Neer: “Ik heb me tot 1948 altijd met de fiets verplaatst. Toen ons huis klaar was in 1948 en ik niet meer op de cité in Eisden woonde, heb ik mijn eerste motor gekocht een ‘Gillet’. Dit was een fijne sportmachine met twee dikke uitlaten. In 1954 heb ik mijn eerste auto gekocht, het was een Opel.”

R: “Waar hebt U gewerkt en wanneer bent U met pensioen gegaan?”
Neer: “Op mijn veertiende ben ik beginnen te werken. De steenkoolmijn te Eisden, de grootste werkgever hier in de buurt was mijn eerste keuze. Echter wilde mijn vader niet dat ik in de ondergrond ging werken. De ‘lange Deman’ uit de Hei had veel te zeggen op de mijn in Zwartberg. Hij heeft het geregeld dat ik in Zwartberg kon beginnen. Na veertien dagen mocht ik mijn eerste loon gaan halen. Ik verdiende 1,25 Bfr. per uur. Met mijn eerste loon op zak vertelde ik na veertien dagen aan mijn vader dat ik in de mijn werkte. Ik liet hem mijn loon zien wat ik verdiend had in die eerste veertien dagen. Van niet te gaan werken in de mijn was plotseling geen sprake meer. Ik ging om 4u ‘s morgens naar Maaseik, om daar de trein naar Zwartberg te nemen. Anderhalf jaar heb ik in Zwartberg gewerkt op de morgenpost. Door reorganisatie moest ik nu ook op de middagpost gaan werken. Er was echter geen trein in de namiddag die naar Zwartberg liep. Zo ging ik mijn probleem uitleggen bij de chef ingenieur. Niks aan te doen, je kan ook met de fiets komen was de oplossing. Door omstandigheden was ik genoodzaakt mijn werk in Zwartberg op te zeggen. In deze tijd moest je dan je tien dagen doen. In die tien dagen ben ik iedere dag met de fiets gaan werken. Ik reed via Opoeteren langs het ‘kattebèske’ ein smaal ‘paedje’ tot in Opglabbeek. Swa Vangrauw uit Maaseik heeft me toen in Eisden kunnen binnen helpen. Daar kreeg ik een heel fijn werk als machinist. Na enkele jaren ondergrond werd ik aangesteld als verver van de woningen op de cité in Eisden. Tijdens de oorlogsjaren heb ik dan weer in de ondergrond gewerkt, om na de oorlog terug als verver op de cité te beginnen. In 1950 ben ik met pensioen gegaan. Ik heb dus al 68 jaar pensioen. Tijdens mijn pensioen heb ik nog lang als verver gewerkt bij mensen thuis.”

Neer en Maria hun woning te Eisden cité 1947.

R: “Hebt U ook uw legerdienst gedaan?”  
Neer: Met enige fierheid antwoordt Neer: “Jaozieker, ich bén van de klas van 1934. Ik heb 8 maanden dienstgedaan in de ’Kolonel Dusart kazerne’ te Hasselt bij de ‘piotten’. Dit was het 11de linieregiment. In 1938 was de eerste mobilisatie. Ik ben toen 8 dagen in ‘Marche les Dames’ te Namen geweest. Dan werd er gedemobiliseerd. Bij de tweede mobilisatie in september 1939, moest ik naar Riemst-Heukelom. Dit heeft volgens mij geduurd tot half januari 1940. Wanneer je in België wilde blijven bij de demobilisatie in ’40 kon dat enkel indien je ging werken in de ondergrond en dit ten diensten van de Duisters wel te verstaan. Of je ging naar Duitsland en werd daar te werk gesteld. Mijn keuze was snel gemaakt, vier jaar heb ik toen weer in de ondergrond in de mijn gewerkt. Na de oorlog werd ik weer als verver op de cité te werk gesteld.”

R: “Hoe ziet een dag van een 103-jarige eruit en is dit misschien het recept voor uw hoge leeftijd?”
Neer: “Iedere dag sta ik om 7u op. Dan zet ik me een lekker tasje koffie en
vervolgens bak ik me iedere dag een pan spek met eieren en twee sneden
brood. Hier kom ik dan tot aan de middag mee toe. Als de krant er is, ga ik deze uit de bus halen en zet me dan aan de keukentafel om deze te lezen. Een mens moet bewegen anders ga je achteruit. Daarom fiets ik iedere dag een vijftiental minuten op mijn hometrainer. Gelukkig krijg ik nog veel bezoek en zijn mijn dagen nooit eenzaam. Om twaalf uur wordt mijn middageten gebracht. Na de innerlijke mens gesterkt te hebben is het tijd om een middagdutje te doen. In de namiddag maak ik meestal een kleine wandeling of doe nog wat kleine werkjes in de tuin. Eerst rond 19u zet ik mijn tv aan, niet eerder, anders plak je de ganse dag voor die beeldbuis. Een lekker ‘borrelke’ iedere avond hoort ook bij mijn dagelijkse rituelen. Rond 22u30 ga ik mijn bed in. Het voornaamste is nooit te overdrijven, maar alles met regelmaat te doen.

Gelukkig ben ik van ernstige ziektes of gebreken gespaard gebleven. Een bekkenbreuk enkele jaren geleden was het ergste wat me overkomen is. Mijn knieën zitten vol artrose en dat geeft wel wat problemen. Laat me zeggen alles wat onder mijn middel is, kun je weggooien ‘det is allemoal noa de klote’. Mijn spijsverteringsysteem werkt nog prima, net als mijn geheugen. Mijn gehoor is een beetje slechter. Ronny, het voornaamste is dat je iedere bezig bent en beweegt. Eens je aan die zetel gekluisterd bent is het voorbij en ga je achteruit.”

R: “Waren de mensen vroeger gelukkiger dan nu?”
Neer: “Det waal joa! Je hoorde vroeger niet veel over stelen of moorden. De mensen gingen naar de mis en geloofden alles ‘waat dé in de prèkstool zag’! Ook waren ze veel behulpzamer dan nu. Tegenwoordig wordt alleen nog iets gedaan als je ervoor betaalt. In mijn jeugd luisterde je nog naar je ouders tot je het huis uit ging. Vandaag de dag stampt een kleine van 8 zijn ouders al tegen de schenen. Ik zie ze hier regelmatig voorbijfietsen met van die oordopjes in de
oren of met zo een gsm in de handen. Nee, vroeger was ge nog kind tot 17 à 18 jaar en luisterde je naar je ouders. Wij hadden geen tijd om sport of iets dergelijks te doen. Onze sport bestond erin door te helpen op het veld en in het huishouden. Wij waren content met veel minder.” 

R: “Meer dan drie jaar geleden bent U honderd geworden en werd U in de bloemetjes gezet. Werd er ook dit jaar aan U gedacht?” 
Neer: “Toen ik honderd werd, hebben ze mijn huis voorzien van een rode strik. Kunstenaar Jan Winkels heeft mijn woning toen zo mooi ingepakt. Van ons Koningshuis heb ik een gesigneerd fotokader gekregen. De stad Maaseik overhandigde me een oorkonde. Ja, ze hebben mij goed in de bloemetjes gezet.

Ondertussen ben ik de oudste inwoner van Maaseik. In februari werd ik 103 jaar. Dit is voorbijgegaan zonder van iemand iets gehoord te hebben. Bij de apotheek in Maaseik vertelden ze mij, dat ik hun oudste en ook langdurigste klant ben. Ook bij de bank ben ik de trouwste en oudste klant.

Ik kijk er al naar uit om mijn artikel te lezen in jullie jaarboek. Dit geeft me toch een gevoel van waardering en enige fierheid. Fijn dat jullie mij niet vergeten zijn!”
---------------------------------------------------
 
Tekst en foto’s
Witting Ronny

 

 

 

 

Woensdag 14 februari 2018, werd Neer Mussen 104 jaar. Neer verkeerd nog steeds in een goede gezondheid. We brachten hem een bezoekje en gaven hem een lekker flesje tegen alle kwaaltjes :) !!!

 

Neer nog eine dikke proficiat !!!!