Lieske vossen haar verhaal


 Elisabeth ‘Lieske’ Vossen

Wanneer ik bij Lieske en Jentje binnenkom, word ik warm en hartelijk
ontvangen.
Lieske haar naam is normaal Elisabeth Vossen, maar in Neeroeteren kent
iedereen haar beter onder de naam ‘Lieske Vossen’. Nog een erfenis van de
woelige oorlogsjaren, zegt Lieske.
Elisabeth is reeds in de gezegende ouderdom van 90j gekomen, ze werd
geboren te Neeroeteren als 2de telg van het gezin Vossen op 3 november 1924.
Ze woonde nabij de Volmolen op de Bergerstraat. Ze had een zware maar fijne
jeugd, haar vader werkte als klusjesman en stoker op de jongensschool te
Neeroeteren. Haar moeder was zoals alle vrouwen in die tijd de huisvrouw. En
dan was er nog haar oudere broer Jan Vossen. Men werkte hard in die tijd en
leidde een vroom en eerlijk bestaan. In 1939 begon de dreiging van Duitsland
meer en meer werkelijkheid te worden. Alle jongen mannen werden in 1939
gemobiliseerd.

Jan Vossen
Jan Vossen

 

 

Zo ook haar oudere broer Jan die in 1939 door de toenemende oorlogsdreiging gemobiliseerd werd en deed zijn dienstplicht in de kazerne van Kontich. Toen de oorlog uitbraak op 10 mei 1940 werden vele soldaten krijgsgevangen genomen. Jan kon ontsnappen aan de Duitse belagers en vluchtte met talloze anderen jonge soldaten naar Frankrijk. Voor de bewoners van Neeroeteren begon in 1941 de rantsoenering. Bijna alles werd geplunderd er werd net genoeg achter gelaten om te kunnen overleven. Daar het gezin Vossen op de buiten in ons dorp woonde, was er nog voldoende om
te eten. Maar een andere dreiging begon voor meer ongerustheid te zorgen. Tal van mensen sloten zich aan bij de Gestapo en de Vlaamse SS. Ook in Neeroeteren werd een afdeling van de Belgische Nationale Beweging (BNB) opgericht in 1941. Deze personen droegen zwarte uniformen en waren zeer fanatiek.

Russen die verbleven in de bossen te Bergerven
Russen die verbleven in de bossen te Bergerven

Het verzet
Men had ook de tegenhangers, dit waren de mensen van het verzet. Ons gezin hoorde hier ook bij en het is daar dat ik de bijnaam ‘Lieske’ heb gekregen. Ik had als taak bij het verzet om de Russische krijgsgevangenen, die zich verstopten bij ons in het bos, te voorzien van voedsel en kleding, maar ook om ze de nodige verzorging te geven. We maakten soep in grote emmers en plaatsten deze 's avonds aan de rand van het bos. Tabak heb ik ook nog over de grens naar Nederland gesmokkeld, deze werd daar geruild voor brood. Van een Duitse officier had mijn vader verschillende dekens gekregen om er een jas van te laten maken. De officier had er een handgeschreven briefje bij gegeven, dit moest als bewijs dienen dat we de deken niet gestolen hadden maar van hem gekregen hadden. Deze deken en brief waren voor ons, verzetslieden, een handig middel om bepaalde zaken te kunnen smokkelen. Zo had ik een keer verschillende revolvers gekregen, die revolvers werden in de deken gewikkeld en achterop de bagagedrager van de fiets gepakt. We gebruikten verschillende fietsen, die steeds door gegeven werden met lading. Op de afgesproken plaats stond dan een andere fiets zonder pakje. Ik kwam de Kerkstraat ingereden net op het moment dat de Duitsers de klokken aan het weghalen waren. Er zaten verschillende mensen op de knieën op de Kerkstraat onder bewaking van Duitse soldaten. Deze mensen hadden geprobeerd de klokkenroof te verhinderen. Normaal moest ik achter de kapelanij zijn, daar zou ik een andere vrouw uit het verzet treffen die mijn fiets zou over nemen. Maar ik kon niet langs deze mensen doorfietsen! Om niet op te vallen, ging ik bij hoedenmaker Modest binnen. Dezelfde avond ben ik nog terug gegaan, maar de andere verzetsvrouw was toen niet meer aanwezig. Deze revolvers werden door mijn broer Jan verstopt in het bos. Hij had ze eerst goed ingeolied, in krantenpapier gewikkeld en dan in een haringemmer gestopt. Volgens mij moeten deze revolvers daar nog steeds zitten. Of de Russen die in de bos zaten, hebben ze gevonden. Deze Russen hadden daar een gat gegraven om zich in te verstoppen. Dit gat heette het "Russengat" en is nog steeds te zien in de bos van Bergerven. Ondertussen was het aantal leden van de Zwarte Brigade gegroeid. De Zwarten waren vooral gedreven in het zoeken naar mensen van het verzet. Meestal werden onze verzetslieden gesnapt nadat ze verklikt waren door anderen. Wanneer een verzetsstrijder gearresteerd en opgesloten werd, begon de hardhandige ondervraging tot foltering toe, om zo de nodige informatie los te krijgen. Of ze nu informatie of niet hadden losgekregen, speelde geen rol, alle verzetsstrijders werden nadien op de trein gezet richting het concentratiekamp. Na een lange tijd van onderduiken, was mijn broer Jan weer thuis.

De arrestatie
De eerste nacht dat hij thuis verbleef, werden we om half zes wakker gemaakt. We moesten ons allemaal direct aankleden. Moeder had al boterhammen gesmeerd en van vader kregen ik en Jang 100bfr. Vader zei:" keinjer, ze bakke ieveral brood", maar dat bleek niet waar te zijn!!! Ons huis was omsingeld van welgeteld 16 personen van de zwarte brigade. We waren voorzien op een overval van de zwarten, vader had een jachtgeweer onder de tafel bevestigd. Maar bij zo een overmacht was dit direct je doodvonnis tekenen. Hoe kan het anders, we waren verraden en werden nu opgepakt. Buiten stonden nog andere verzetsmensen die waren aangehouden in dezelfde nacht, het was Jangke (16j) en Mia van Harrieke, in het totaal werden 10 personen gearresteerd. We moesten nu allen naar het huis van de oorlogsburgemeester Soors gaan. Daar stonden we : Harings Trei, Trei Gabriels, Jef Vangehuchten, Mia Liberloo, Meulders, Jangke Cuppens, Mia Cuppens, Pieter Vossen, Jan Vossen en Lieske. De vrouwen kregen een grote mand bonen voor zich en mochten deze beginnen zuiver te maken. De mannen moesten allen tegen de muur met de handen omhoog gaan staan. De Burgemeester zelf hebben we niet gezien. Om half drie in de namiddag kregen we wat te eten en kwam ons een bus op halen om naar de kazerne van Maaseik gebracht te worden. Eens daar aangekomen, kwamen nog twee gevangen bij onze groep : Tilke Brouns en René Hamers. Zij werden aangehouden omdat ze verdacht werden een Duitser te Kessenich te hebben dood geschoten. We hebben een dag en een nacht in de kazerne te Maaseik doorgebracht om dan naar de gevangenis van Hasselt overgebracht te worden. In Hasselt zijn we twee dagen gebleven en van daar werden de vrouwen naar St-Gillis en de mannen naar Breendonk gebracht. In de gevangenis van Hasselt werd ons alles afgenomen en werden we ondervraagd. We kregen ook regelmatig slagen. Treike Gabriels van Opoeteren werd aangehouden omdat men haar broer, die partizaan was, niet konden vinden. Treike werkte in die tijd bij een tandarts te Maaseik, ze had 2 gouden tanden. Deze werden haar uit de mond geklopt. In St-Gillis zijn we ongeveer 5 dagen gebleven, hier werden we niet ondervraagd.

Ravensbruck
Van St-Gillis zijn we met +/- 500 vrouwen met vrachtwagens naar het station van Schaarbeek gebracht. Hier werden we in treinwagons ondergebracht (beestenwagons), de raampjes waren blauw geverfd en er hing overal prikkeldraad rond de wagons. Hier hebben we 2 dagen en 2 nachten staan wachten op de wagons die van Breendonk moesten komen. We hadden 2 sneden brood in St-Gillis gekregen en er stond één emmer water in de wagon die af en toe eens werd bijgevuld. Je had je eigen tas bij, want zonder tas kon je geen water nemen. Hier gold ook de wet van de eerste, wie eerst bij de emmer was, had drinken. Je tas mocht je niet ergens neer leggen want dan werd ze gepikt en had je geen kans meer om water te nemen. Je behoefte kon je doen in een kubel (grote emmer) die in de hoek van de wagon was geplaatst. Toen hebben we nog 1 dag en nacht gereisd met de trein om op 3 september 1944 in het concentratiekamp van Ravensbrück aan te komen. (In het Pruisische dorp Ravenbrück, gelegen bij het toenmalige Mecklenburgse kuuroord Fürstenberg, liet
de SS in 1939 het grootste vrouwenconcentratie- kamp op Duitse bodem bouwen. In de jaren 1939–1945 zijn in Ravensbrück ongeveer 132.000 vrouwen en kinderen en 20.000 mannen als gevangenen geregistreerd. Info: Stiftung Brandenburgische Gedenkstätten).

De mannenwagons werden onderweg in Hamburg reeds afgekoppeld, van hieruit werden ze dan naar Neuengamen gebracht. Al deze tijd waren de mannen van de Zwarte Brigade aanwezig op de trein of beter ze hingen als apen aan de wagons. Pas bij het verlaten van de trein werden we onder begeleiding van de Duitse SS gebracht. In kolonne van 5 naast elkaar tot er een blok van 100 vrouwen was, zo waren er 5 blokken. Ieder blok had verschillende bewakers met een grote hond bij zich en SS’ers met wapens. Onder luid geschreeuw van “zwei, vier, zwei, vier” stapten we naar het kamp. Eens in het kamp kregen we allemaal een rode driehoek met een B van België op. Deze driehoek moesten we zelf op onze kleren naaien. We verschoten bij het zien van de andere gevangenen die reeds langer in het kamp waren, ze waren allen graatmager. Op de appelplaats moesten we ons allemaal uit kleden en volledig naakt blijven staan. Dan moesten we met +/-100 vrouwen tezamen in een grote brak binnen gaan waar sproeiers aan het plafond hingen en de vloer bedekt was met een open latten bodem waar het water onder wegspoelde. Eerst kregen we heet water dan koud en dit een keer of vier, dan zonder je te kunnen afdrogen moesten we voor een deel personen in witte mantels gaan staan. Lange haren werden onmiddellijk afgeschoren, zo ook bij Lieske, want zij had nog maar net in St-Gillis door een medegevangene zich lokken laten zetten. Die vlogen er heel snel af. Vervolgens moest men naar een tafel lopen, voorover gebukt met de handen steunend op de tafel en de benen gespreid. Hier werd ons een prop watten met een fel bijtend product ingebracht, deze moesten we 24 uren inhouden, het was om onze menstruaties tegen te houden. Lieske heeft haar periode niet meer gehad tijdens haar ganse verblijf in het kamp. Iedereen kreeg een lichtblauw gestreept hemd, aan de buitenkant was het glad en aan de binnenkant flanel, uit hetzelfde materiaal bestond ook onze onderbroek, die je nog met een touw langs voor moest vastbinden zodat ze niet kon afvallen. Deze onderbroek heeft Lieske moeten dragen tot haar terugkomst in België. Als men de kans had werd deze regelmatig eens gewassen. We kregen ook allemaal een kleed, waar langs voor en achter een blauw kruis op stond. Op de plaats waar het kruis genaaid was, knipten ze het stof weg. Dit kleed heeft Lieske nog steeds. Eerst met Kerstmis kreeg Lieske nog een jas, maar toen had ze al veel koude moeten trotseren in het noorden van Duitsland. De dood was onze vaste begeleider, ieder dag werd je geconfronteerd met stervende mensen, mensen uit andere landen, met een andere taal, maar toch waren het dezelfde lotgenoten als ons, we levenden onder elkaar. Dikwijls heeft Lieske een vreemde hand vastgehouden om de stervende vreemde niet alleen te laten in zijn laatste strijd. Vooral de ogen die je aanstaarden, blijven Lieske haar hele leven bij. Dit kan ze nooit vergeten !!!!

Het meisjes uit Rotem
Zo is er ook het verhaal van een jong meisjes uit Rotem. Voor Lieske haar deportatie naar Ravensbrück deed zich het volgende voor te Neeroeteren. Op een zekere dag kwam Vader Vossen thuis en moest een kleed van Lieske, ondergoed, handdoeken en boterhammen hebben. Pieter Vossen was werkzaam als stoker op de Jongensschool, hier zat een meisjes volledig naakt opgesloten in het bezemlokaal. Het meisje was heel bebloed en de schrik stond op haar gezicht geschreven. Daarom moest Pieter Vossen al deze zaken hebben, zodat het meisje zich wat kon verfrissen en aankleden. Meester Vanholen wist ook van het meisje en had al wat jongenskleren meegebracht. Zijn bedoeling was het meisje te verkleden als jongen en als de school om vier uur uit was, het meisje samen met de andere leerlingen langs de poort naar buiten te smokkelen. Doch het noodlot besliste er anders over. Nog voor het einde van de schooltijd hadden de Duitsers het meisje al opgepakt en naar de kazerne van Maaseik gebracht. Een vogel voor de kat werd gezegd, hier hoor je nooit meer iets van. De derde dag van Lieske haar verblijf in Ravensbrück, liep ze samen met andere lotgenoten uit onze streek door het kamp. Men praatte met elkaar over ditjes en datjes terwijl ze langs de zieke en verzwakte gevangenen liepen die op dekens op de grond lagen. Plotseling riep een stem heel zachtjes en zwak naar hun “bo van zeet gé”, wé zeen van Neerotere van bo bes dich, “van Rotem” antwoordde het meisje zwakjes die volledig vol zweren en bloed was. Toen Lieske het kleed van het meisje in het oog kreeg, het was haar kleedje wat vader Vossen in Neeroeteren nodig had voor een meisje die gevangen op school zat. Lieske begon met haar te praten en zo ontdekte ze dat het meisje de vrouw van Sylvain Dupont was. (Sylvain was actief lid van de witte brigade en men verdacht hem ervan iemand van de zwarte te hebben dood geschoten. Sylvain werd door man en macht gezocht. Toen ze hem gevonden hadden boven op de zolder van een café, werd zonder aarzelen direct het vuur op hem geopend met de dood als gevolg!!!) Het meisje was van een andere medegevangenen aan de weet gekomen dat Sylvain dood geschoten was, ze wilde dan ook niet meer verder leven, vertelde ze aan Lieske. Een paar dagen later is het meisje in het kamp gestorven.
Het kindje van Maria Ungvari
Maria Ungvari was een Hongaarse immigrante, haar echtgenoot was een Belg die in het concentratiekamp van Neuengamme gestorven is tijdens de oorlog. Ze was reeds 5 maanden zwanger toen ze in Ravensbrück aankwam. Op 6 januari 1945 beviel Maria van een jonge zoon. Het kindje had blauwe ogen en blonde haren. Een goed teken dachten de dokters, zo zien ze de baby misschien aan als een kind van het Arische ras, wat het superieure was volgens de nazi’s. Men beloofde haar dat het kindje goed zou opgevangen worden. Echter hebben ze haar het kindje afgenomen en vermoord. Lieske heeft later een gedichtje over het kindje geschreven.
Siemens
Lieske moest dagelijks gaan werken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, behalve op zondag, dan had men vrij. De zondag was de ontluizing dag, iedereen moest dan op de appelplaats komen en zich volledig uitkleden. De kleren moest men uitschudden om zo de luizen proberen te verwijderen. Lieske haar eerste werk bestond erin om te helpen bij het laden en lossen van zware rollen pappendek, deze dienden voor het dak van de gaskamer af te dekken bleek later. Haar armen lagen open van het dragen van de zware ruwe rollen.
Daarna moest Lieske in de fabriek van Siemens gaan werken, hier werden batterijen gemaakt. Het was allemaal bandwerk. Naarmate Lieske hier langer werkte, begon ze last te krijgen van haar ogen, haar zicht verminderde opmerkelijk! Hierdoor maakte ze regelmatig fouten bij het productieproces! Zo kwam het dat ze een nieuwe opdracht kreeg in de fabriek, ze moest nu de mallen van de ene naar de andere plaats dragen. Dit was wel zwaarder werken, maar het voordeel was dat ze nu 2 keer per dag een kop soep kreeg. Ze heeft nooit de 2de kop alleen gedronken, Lieske deelde iedere dag haar portie met een van haar vriendinnen. Dit beetje soep gaf hun net dat kleine extra om te kunnen overleven. Geen enkel moment was je alleen, niet op het toilet, niet in bed, nergens. Om half vijf werd men gewekt, om vijf uur was appel. Dit appel kon soms uren duren. Dan ging men werken tot half elf s ’avonds!!! ’s Nachts werden de lijken gecremeerd, de indringende geur van verbrand mensenvlees was niet te harden. Altijd die onzekerheid om de volgende te zijn die vergast zou worden, je lot lag in handen van gruwelijke SS bewakers.

De dodenmars
Door de dreigende opmars van de geallieerde legers, moesten de gevangenen overgeplaatst worden naar een ander lager.
Op een zekere morgen ergens half april, moesten we in bootjes gaan zitten die op de Spree (rivier) lagen. Over de rivier zijn we tot in Sachsenhausen gebracht. Hier hebben we drie dagen en nachten moeten rechtstaan op een binnenkoer zonder eten of drinken. Men stond zo dicht op elkaar, dat er nog geen mogelijkheid was om te zitten. Je behoefte werd ter plaatse en rechtstaand gedaan.
Lieske stond redelijk vooraan aan de ingang. De derde dag werden we als eerste in blokken van 500 personen naar buiten geloodst. Hier kregen we van het Zweedse rode kruis een voedselpakket (brood en paté). Dan zijn we begonnen aan de dodenmars : 10 dagen lang, niks te eten, niks te drinken, enkel de douw van de bladeren kon je 's morgens aflikken, klavers uit de wei werden gegeten. Soms kregen we een appel of rauwe aardappel van bewoners langs de straat. Mensen vielen op de grond en werden voor dood achtergelaten of direct dood geschoten. De SS’ers riepen constant maar ‘weiter’, ‘weiter’. Mensen die naast de weg stonden, durfden ons niet aan te kijken, uit schaamte, uit schrik? De tweede of derde nacht hoorden we schoten, de SS’ers hadden hun honden dood geschoten omdat ze ook geen eten voor de honden hadden en deze agressief werden. (Begin april 1945 arriveerden het Zweedse en Deense Rode kruis. Zij wisten door onderhandelingen met Himmler rond de 8000 gevangenen te bevrijden. In 1945 evacueerde de SS het kamp en werden 20.000 vrouwen op een dodenmars meegenomen om uit handen te blijven van het naderende Rode Leger. Op 30 April 1945 werd het kamp bevrijd door het Sovjetleger. Toen het Rode Leger de dodenmars naderde, schoten de SS´ers gevangenen neer. Langs de route lagen duizenden lijken. De Russen troffen 3000 zieke, verzwakte vrouwen en 300 mannen aan in Ravensbrück. Info: http://www.vrouwenvanravensbruck.nl/). De achtste dag kwamen we aan bij een boerderij, hier kregen we van het rode kruis weer brood en een lapje spek, waar we allen eens aan konden likken. Een dag later gingen we weer verder en werden we 's avonds in een bos gebracht. We mochten niet ver het bos in gaan, maar met 12 zijn we voorzichtig steeds dieper het bos ingevlucht. We kwamen bij een open plek waar een kuil was, hier hebben we ons ingelegd en bedekt met takken en bladeren om niet gevonden te kunnen worden. De volgende ochtend zijn Lieske en Treike Berben naar de rand van het bos gelopen, daar zagen ze een licht. Het waren huizen waar
overal witte vlagen aan hingen. De bevrijding was een feit, Lieske was terug vrij! Er waren Amerikanen en Russen die her en der verspreid zaten, bij de Russen waren ze aan het slachten en vlees aan het bakken. De Russen waarschuwden ons niet teveel te eten!!! Een tijdje later zat Lieske en Treike in een weide en kwam er een vrachtwagen afgereden, het waren de Amerikanen, dezen hebben hen meegenomen naar een opvangcentrum. Er waren nog andere gevangenen. Hier moesten we ons aanmelden en werd alles genoteerd over wie je was en waar je in gevangenschap had gezeten enz.
Lieske was met Mia Cuppens aan het praten tot plots een man die op de grond zat tegen hun zei: “ge zeet van Opoetere zieker?”
Mia Cuppens zei ja ik ben van Opoeteren en Lieske zei: “en ich van Nerotere !!“ Van Neeroeteren zei de man, er was een vader en zijn zoon, beiden uit Neeroeteren bij mij in het kamp van Neuengamme, zij zijn beide gestorven. Toen kende Lieske het lot van haar vader en broer. Ook de kleine Jangke Cuppens was er overleden. Dit kwam heel zwaar aan, na een lange gevangenschap en hoop op vrij te komen, krijg je dit te horen, deze dag vergeet Lieske nooit meer.
Van Eduard Nelen kreeg Lieske het verhaal van haar broer Jan te horen. Het was nieuwjaarsdag en Jan en de andere gevangenen moesten gaan werken in het bos, tegen elf in de voormiddag zakte Jan in elkaar. De Duitsers legde hem aan de kant. ’s Avonds na het werk moesten de gevangenen het lijk van Jan meenemen en op de lijkstapel leggen. De morgen erna kwamen de gevangenen langs de berg lijken, 's nachts was er sneeuw gevallen. Jan zijn hoofd lag volledig onder de sneeuw, behalve rond zijn mond was er geen sneeuw! Hij was dus nog niet dood toen ze hem de avond ervoor op de stapel hadden gelegd. Lieske haar vader is in het ausenlager Bremen-Schutzenhof overleden, maar in welke omstandigheden blijft altijd een vraag. In de overlijdensakte van Jan Vossen staat geschreven dat hij aan een hart en vaat ziekte gestorven is. In de mail van het lager van Neuengamma wordt vermeld dat de doodsoorzaak van een gevangene willekeurig uit een lijst van mogelijke doodsoorzaken werd geselecteerd. Om de werkelijke doodsoorzaken zoals, honger, mishandeling, uitputting door zware dwangarbeid te verbergen.

Lieske Vossen en Getrudis Gabriels en mannen witte brigade 1945 bij haar thuiskomst
Lieske Vossen en Getrudis Gabriels en mannen witte brigade 1945 bij haar thuiskomst

Terug thuis
Daar het opvangcentrum de stroom aan in vrijheid gekomen gevangenen niet meer aan kon, werden Lieske, Mia Cuppens en nog een paar anderen door de Amerikanen naar de woning van een Duitser gebracht. Daar zijn we twee nachten gebleven. De 11de mei 1945 werden we op de trein naar Ath gezet. In Ath was ook een opvangcentrum, hier konden we ons eindelijk eens wassen, maar zuivere kleren hebben we niet gekregen. We moesten onze oude vuile kleren die vol met luizen zaten terug aan doen. Hier bleek na medisch onderzoek dat ik een longontsteking had. Ze wilden me eerst naar het ziekenhuis brengen, maar dit weigerde ik. Twaalf mei hebben ze ons met twee auto’s naar Hasselt gebracht. We moesten wachten op ambtenaren die ons verder zouden helpen om naar Neeroeteren te komen. Maar er kwam maar geen ambtenaar opdagen. We hebben toen zelf de tram naar Waterschei genomen. Net toen we in Waterschei aankwamen had de middagpost van de mijn gedaan met werken. Hier zagen we Louis Maes en Lei Neyens van Neeroeteren! Die hebben ons met de vrachtwagen meegenomen tot in Opoeteren. Lieske is samen met Mia te voet tot aan de Volmolen gewandeld, hier woonde Mia. Lieske haar moeder verbleef bij Naardje Vossen, een broer van haar man, die in Voorshoven woonde. Louis Maes is bij Naardje gaan aankloppen en heeft haar moeder ‘Maria’ de blijde boodschap van Lieske haar terugkomst verteld. Om vier uur ’s nachts zagen Lieske en haar moeder Maria Braun zich weer. Het weerzien was hartelijk en innig. Overal werden Lieske en haar lotgenoten gevierd. Echter was er ook een schaduwzijde aan haar verhaal. Men dacht dat Lieske iets had overgehouden aan haar gevangenschap in Ravensbrück, daar ze teruggetrokken leefde en niets vertelde over haar verblijf daar. Ze heeft ook lang gedaan of ze van niets wist. Dit heeft zo bijna een jaar geduurd alvorens ze begon te vertellen over haar gevangenschap. Lieske is 20 januari 2019 overleden. Ze had samen met haar man Jan Wirix twee dochters, Jacqueline en Marie José, 3 kleinkinderen en 2 achterklein kinderen. Ze is nog tweemaal in Ravensbrück terug geweest. Ook heeft ze voordrachten in scholen gegeven over haar gevangenschap. In het boek “ De laatste Getuigen” kan men haar verhaal lezen.

 

 

 

 

 

 

Auteur: Witting Ronny
Ondervoorzitter

Wotra Neeroeteren